vrijdag 26 maart 2010

Gregorius en de jaloezie


Soms kan een mens stinkend jaloers zijn. Op de volgende vergelijking bijvoorbeeld. 'Verdriet is als een schrikachtig dier. Eerst is het gemakkelijk op de vlucht te jagen. Dan kruipt het steeds dichterbij, en vroeg of laat zit het in de hoek van je kamer. En dan blijft het daar.'

Het is wellicht geen verrassing dat het een dominee is die dit denkt. Immers, geestelijken van uiteenlopende pluimage denken wel vaker. Nu ja, daar zijn ze in ieder geval voor ingehuurd. Wat wel verrassend is, is dat deze denker Gregorius blijkt te zijn. In de gelijknamige roman van de Zweedse schrijver Bengt Ohlsson, die er in 2004 de Zweedse Augustprijs mee won.

Belezen mensen zullen Gregorius misschien al wel kennen uit een andere roman, die een eeuw eerder werd geschreven door Hjalmar Söderberg: Dr. Glas. In dit dagboek van een arts is Gregorius een walgelijke man. Een zelfingenomen kwast, dik en oud, stinkend en zwetend en in zijn omgang met zijn jonge, bloedmooie echtgenote Helga een absulote hork. Erger, hij verkracht haar onophoudelijk, terwijl zij van hem gruwt.

In het moederboek krijgt Dr. Glas bezoek van Helga, die hem vraagt de seksuele driften van haar eigen man in te dammen of haar er althans van te vrijwaren. Dat probeert de jonge huisarts, heimelijk verliefd als hij is op Helga, op diverse manieren. Maar veel soelaas biedt het allemaal niet: Gregorius droomt van kinderen en die krijg je nu eenmaal niet van onthouding.

Juist deze kinderwens - die Dr. Glas in het origineel van Söderberg afdoet als een huichelachtig excuus om de seksuele belagingen van zijn echtgenote voort te zetten - bracht Bengt Ohlsson een eeuw later aan het twijfelen. Gregorius was voor iedere Zweed ouder dan drie jaar dan wel een monster (Dr. Glas staat op elke literatuurlijst, zoals bij ons ooit Jan Wolkers' Turks Fruit), maar wat als hij nu eens oprecht was in zijn zucht naar nageslacht?

Het antwoord op deze vraag staat in de roman Gregorius, die vanuit de dominee zelf is geschreven. Daarin is de predikant nog steeds dik (maar hier walgt hij zelf ook van) en hij verkracht Helga evenzo. Nochthans wordt het een mens van vlees en bloed. Met z'n zwaktes en z'n onhebbelijkheden, zeker, maar daar is-ie nu juist een mens voor. Bovendien zet hij zich - als hij eens even niet loopt te tobben over zijn relatie met Helga - in voor zijn medemens, en niet geheel zonder succes. Zo weet hij een kersverse weduwe te troosten, waarbij bovenstaande vergelijking bij hem opdoemt. Die niet alleen jaloersmakend is van schoonheid, maar tevens getuigt van piëteit met de rouwende vrouw.

Het geeft geen pas hier verder in te gaan in de verwikkelingen rond Gregorius; zijn roman staat in de boekenkast van Maison Bellevue en is op zích al reden om af te reizen naar de Morvan. Maar is dat dan het enige argument om het verhaal van de dominee aan te halen op de website van ons goede huis? Nee, waarachtig niet. De werkelijke reden is dat de vertaalster - Geri de Boer - een trouwe gast is van Maison Bellevue. Sterker, dat zij in de zonovergoten novembermaand van het jaar 2008 een groot deel van Gregorius juist hier vertaalde! Het is verleidelijk het succes van haar werk aan de inspirerende kwaliteiten van Maison Bellevue toe te schrijven, maar dat is te veel eer. Geri heeft helemaal op haar eigen houtje de roman van Bengt Ohlsson weergaloos herschreven, in een onwaarschijnlijk rijke, beeldende taal. Wat heet, de Nederlandse Gregorius is waarschijnlijk mooier dan de Zweedse of de Engelse, waar Margaret Atwood zo weg van was. Zoals Ernst van Altena's vertaling 'Mijn vlakke land' mooier is dan Jacques Brels origineel 'Le plat pays'.
Ook daarop kan een mens stinkend jaloers worden...

Jurriaan

dinsdag 9 maart 2010

Er is er een jarig, hoera, hoera...

Vandaag, 9 maart, viert Juliette Binoche (1964) haar verjaardag. Een heuglijk feit voor heel Frankrijk want Juliette is niet slechts een begenadigd actrice, maar tevens een niet onverdienstelijk schilderes. Zo maakt ze karakteristieke portretten van alle regisseurs met wie ze heeft gewerkt, tot aan Jean Luc Godard aan toe! Daarenboven doet Binoche ook nog aan ballet. Niet zo maar positie één en twee en – vooruit – drie op de koop toe, maar ingewikkeld, experimenteel danswerk. Een bijzondere vrouw dus – uomo universale van top tot teen.
Wat heeft dit nu met Maison Bellevue van doen? Welnu, ons goede huis (vrij naar wijlen Lennaert Nijgh, die altijd sprak van zijn 'goede schip', waarmee hij zijn garnalenkotter De Jonge Jacob bedoelde, maar dat terzijde) ligt in Frankrijk en deelt alleen al om die reden mee in de feestvreugde rond Binoche. Maar er is meer om hier een partijtje te houden – waarop Juliette zelf overigens niet van de partij zal zijn, helaas – en dat is dat op een steenworp afstand van Maison Bellevue het plaatsje Flavigny ligt. Daar werd de film Chocolat werd opgenomen, waarin Binoche, naast de altoos innemende Johnny Debb, de hoofdrol vertolkt. Liefhebbers van deze romantische rolprent (destijds Oscar-genomineerd, wat overdreven was) doen er dus goed aan Maison Bellevue of Maison Perdue te huren en vanuit die thuisbasis op bedevaart te gaan naar het stadje in kwestie.
Flavigny is trouwens sowieso de moeite waard. De sfeer is er volledig Middeleeuws, met smalle geplaveide straatjes die klimmen en dalen langs louter natuurstenen huizen met veel beeldhouwwerk versierd. In het hart van het gehucht staat de kerk die in de film figureert en waar de jonge priester op aangeven van de lelijke burgemeester de goegemeente stenigt met diens donderpreken.
Wat bij ieder bezoek aan Flavigny weer opvalt, is dat het plaatsje zo weinig toeristisch is?! Toegegeven, de beroemde anijsfabriek maakt er zijn kleine frisse snoepje en baat die traditie enigszins uit. En oké, er zijn twee kroegen en één restaurant (gerund door twaalf boerinnen die thuis van allerlei lekkers maken en dat daar verkopen – heerlijk!), maar verder helemaal niks. En het gekste: je vindt in héél Flavigny slechts één enkele verwijzing naar de film Chocolat (welke houden we geheim, want het is veel leuker zulks zelf te ontdekken). Sterker, het pandje waarin Juliette in de film haar bonbonnerie heeft, doet dienst als opslagplaats voor brommers en banken?!?
Elke rechtgeaarde Hollander was in het onderkomen allang een chocolaterie van meer of minder allooi begonnen en zou al doende zijn zakken vullen. Zo niet de Fransen.
Dat is te betreuren en toe te juichen tegelijk. Immers, we mogen het jammer vinden dat je ter plekke niet een heerlijke praline kunt consumeren, bij een beker warme chocolademelk (met alcohol erin natuurlijk, al weet ik niet meer wat voor liefdes-elixer Binoche er in de film door deed). Maar tegelijk zou Frankrijk allang Frankrijk niet meer zijn als de Fransen niet zo onuitstaanbaar a-commercieel zouden zijn. Echt, als je een dozijn Nederlanders la douce France gedurende een week zou laten bestieren, was het land aan het eind daarvan één groot Landau Greenpark. En daar wil je niet zitten...
Maar terug naar ons onderwerp. Want bovenbeschreven desinteresse in handel blijkt niet de enige oorzaak van de commerciële bescheidenheid van Flavigny. In het stadje zit sinds mensenheugenis ook een klooster annex abdij, die klaarblijkelijk een machtige speler is ter plaatse. Want weliswaar gaf de abt toestemming voor het opnemen van Chocolat in deze godsvruchtige achtertuin van Onze Lieve Heer, maar alleen dan als de gemeente zou worden achtergelaten zoals Binoche en Debb hem ooit aantroffen: onbezoedeld door gemarchandeer, onbetreden door toerisme. En daar heeft de filmcrew maar ook de gemeenschap van Flavigny nar geluisterd. Zaten die donderpreken in het verhaal wellicht toch niet zo heel ver naast de werkelijkheid;-)
Hoe dan ook: Juliette, een mooi jaar gewenst, in goede gezondheid. Want la santé is – zoals iedere Fransman altijd weer zegt – la principale!

maandag 8 maart 2010

De lichtheid van vos

In de laatste sneeuw van deze winter (dat wil zeggen: de laatst gevállen sneeuw, van zaterdag, de voorbode van een koudegolf die de Morvan andermaal in wit zal hullen) zag ik vanmorgen twee vossen. Ofschoon flink groot, zullen het jonge dieren zijn geweest, want ze speelden en buitelden over het pad dat de heuvel achter Maison Bellevue oploopt. Dat pad, ooit zorgvuldig geplaveid met granieten stenen, waardoor je de indruk had over een Romeinse heerbaan naar boven te zwoegen, is in de loop van vele jaren diep uitgesleten en vertoont aan weerszijden taluds van soms wel twee meter hoog. Steil als een rotswand.
Het was tegen deze hoogten dat de twee vossen naar boven dansten. Zonder last van de sneeuw en het ijs, diezelfs het pad tussen beide taluds tot een ijsbaan maken. Zonder last van de onwaarschijnlijke hoek waar tegen zij omhoog dartelden. Zonder last van de zwaartekracht, schijnbaar.
Zou ik er tegenop komen? Geen schijn van kans. Weliswaar ben ik sinds januari een niet onaanzienlijk aantal grammen kwijt, maar al zou ik dúizend gram - nee, tíenduizend gram zijn verloren, dan nog zou ik geen millimeter stijgen.
Hoe komt het dat een vos dan wel zo licht kan zijn? Of is het helemaal geen kwestie van lijfelijk gewicht? Immers, een kind van hetzelfde aantal kilo's zal dezelfde helling nimmer kunnen nemen. Zijn het de spieren dan? Er zijn mensen, van gering gewicht, met meer spieren... Nee, de lichtheid van de vos, de zorgeloosheid waarmee hij rond rent en danst en dartelt, is mogelijk doordat hij geen geweten heeft!
Want is dat niet wat de mens onderscheidt van de rest van de dieren: zijn geweten? Het is niet zijn taal; varkens hebben een arsenaal van tientallen knorgeluiden om hun stemming te communiceren met soortgenoten. En zelfs kippen, toch niet de slimste van Gods danwel Darwins creaturen, hebben heel wat meer in hun mars dan louter 'tok'. Het is evenmin een god die de mens scheidt van het dier; de atheïst mag door velen als een beest worden beschouwd, maar dat zal nimmer letterlijk worden bedoeld.
Nee, het dier verschilt fundamenteel van de mens doordat het geen geweten kent. Terecht stelt Bengt Ohlsson in zijn prachtige roman 'Gregorius' (ik kom daar later op terug) dat het enige dat maakt dat een muis zijn zwakste jongen verstoot, het gebrek is aan besef van goed en kwaad. En hoezeer de mens ook probeert die zwakste boreling juist te beschermen, door het terug te leggen in zijn nest, moeder muis zal de kleine andermaal wegduwen en - ondenkbaar voor ons! - tot slot zelfs opeten. Waar je overigens niet lichter van wordt, maar dat terzijde.
Ons geweten - samentrekking van ge, dat oorspronkelijk 'samen' betekende, en weten - bindt ons weliswaar en is uit sociaal oogpunt een groot goed, maar het maakt ons ook zwaar. Nimmer lichtzinnig, nimmer luchthartig, maar eerder zwaar op de hand en met een zwaar gemoed. Een zwaarte die schril afsteekt tegen de lichtheid van vos, maar tegelijk een die ons op het rechte pad houdt. Het pad naar boven, achter Maison Bellevue

zaterdag 6 maart 2010

Loiseau (3): De Weduwe










Dominique Brunet (1953) werd geboren in het Parijse voorstadje Neuilly en groeide op in de Elzas, in een straatarm gezin. 'De meeste ooms konden nauwelijks Frans lezen of zelfs maar spreken', biecht zij op tegenover Rudolph Chelminski, auteur van Bernard Loiseau's biografie 'De Perfectionist'. Des te groter het contrast met de Dominique van nu: een zelfverzekerde, gracieuze vrouw, die ondanks haar staat van dienst (in de keuken van Relais Bernard Loiseau hangt een foto waarop president Sarkozy van Frankrijk haar de versierselen opspeldt behorende bij haar toetreding tot het Legioen van Eer - zie foto) uiterst bescheiden is gebleven.
Toch is het deze Dominique, moeder van drie kinderen Loiseau, die een concern leidt dat tot de meest succesvolle gastronomische ondernemingen van Frankrijk kan worden gerekend. Want niet alleen wist zij na de zelfmoord van haar man het oude La Côte d'Or nog meer stijl en klasse te geven (en een nieuwe naam: Relais Bernard Loiseau), zij opende bovendien twee zaken in Parijs (Tante Louise en Tante Marguerite), plus een 'wijnrestaurant' in Beaune: Loiseau des Vignes. Alsof dat niet genoeg tijd kost, werd ze in november 2005 tevens benoemd tot vice-president van de prestigieuze horeca-keten Relais et Chateaux.
Des te bewonderenswaardiger is het dat Dominique Loiseau in het restaurant van wijlen haar man élke dag langs gaat bij álle gasten. Zoals zij dat de eerste keer deed, toen wij te gast waren van onze vrienden Richard en Ingrid: opeens stond ze aan onze tafel, timide, schuchter haast, maar een en al voorkomendheid en oprechte interesse.
Toen Elly en ik in 2009 ter gelegenheid van ons achtjarig huwelijk samen naar 'Loiseau' togen, verscheen Dominique andermaal aan onze tafel. En ze kon zich onze eerste ontmoeting 'met die chef-kok en zijn vrouw uit Holland' nog herinneren!
Haar actes de présence bij elke gast van haar restaurant zijn op zich slopend genoeg; ze kruist heen en weer van de ene naar de andere zaal, om gasten niet het gevoel te geven dat ze plichtmatig worden afgewerkt. Maar er speelt nog een psychologisch effect dat niet kan worden onderschat. Immers, bij iedere gast weer is Dominique Loiseau de betreurde weduwe...
Iedere volwassene die een naaste heeft verloren kent het gevoel: je wordt gade geslagen met compassie en medeleven en je verdriet lijkt in de handen van de omstanders wel je zwaarst wegende eigenschap. Wat in het kwadraat geldt bij een verlies na zelfdoding. Na verloop van weken of maanden maar toch zeker jaren, herstelt de balans zich wel: je eigen aardigheden (of eigenaardigheden, zo je wilt) komen een voor een weer bovendrijven en de weging van je verdriet wordt minder en verdwijnt.
Zo niet bij Dominique Loiseau. Immers, het aantal mensen dat zij ontmoet is vele malen groter dan het netwerk van gewone stervelingen omvat: het is onuitputtelijk. En waar al die nieuwe gezichten normaal gesproken niets weten van het drama dat zich ooit afspeelde, kent letterlijk iedere bezoeker van Relais Bernard Loiseau (en van al die Parijse tantes en wijngerelateerde zusjes) het treurige einde van wijlen haar man. Zodat zij bij elke ontmoeting weer die betreurde weduwe is, zeven lange jaren nu al...
Dominique Loiseau moet over een uitzonderlijke kracht beschikken om elke dag weer die talloze confrontaties aan te gaan. Om bij elk bezoekje aan tafel opnieuw die meelevende blikken te zien van even zovele gasten: 'We hebben met je te doen, meisje. Wat moet het een schok voor je zijn geweest...'
Ja, ook ik heb met Dominique Loiseau te doen. Maar niet zozeer meer omdat haar man zich van het leven beroofde. En niet eens meer omdat hij dat deed met het jachtgeweer dat zíj hem voor zijn verjaardag had gegeven. Nee, ik heb met haar te doen vanwege die dagelijkse oefening in het weerstaan van piëteit. Het zal haar zwaarste gang zijn. Een gang die eeuwig duurt.

(Bron: De Perfectionist van Rudolph Chelminski)

Loiseau (2): De Wijn





Bernard Loiseau was geen grote drinker. Wat niet wegneemt dat hij zijn wijnen kende! Toen Claude Verger in 1975 het voorheen zo gerennomeerde La Côte d'Or in Saulieu kocht (de grote Alexandre Dumaine kookte er ooit drie sterren, maar zijn opvolger François Minot bakte er niet veel van), lag de wijnkelder vol. Met Bordeaux! Ofschoon de stokoude flessen een fortuin waard waren, weigerde Loiseau, die door Verger in La Côte d'Or was gezet, iets anders te schenken dan Bourgondische wijnen. Zijn culinaire tempel bevond zich immers op een steenworp afstand van het mooiste wijngebied ter wereld?! Zoals Bernard Loiseau in álles het beste wilde, streefde hij dat ook na in zijn cave. En met succes, want in 1990 riep de Associatie van Franse Wijnschrijvers juist zíjn wijnkelder uit tot de beste van het land...
Bernards weduwe Dominique heeft haar man ook daarin willen eren en opende een paar jaar geleden een nieuw restaurant in de stad Beaune, het epicentrum van de wijnwereld: Loiseau des Vignes. Natuurlijk is het een prachtige zaak, mooier nog en in ieder geval veel moderner van sfeer dan het oude La Côte d'Or in Saulieu. En vanzelfsprekend kookt chef-kok Christophe Quéant de sterren van de hemel en is zijn aardappelpuree bij de kalfswang de lekkerste die ik ooit at en ooit zal eten.
Maar dat is niet wat Loiseau des Vignes zo bijzonder maakt. Nee, het uitmuntende zit 'm in de wijn. Dank zij het vernuftige systeem stikstofconservering, waardoor geopende flessen perfect van smaak blijven, heeft Dominique in Beaune maar liefst 70 (!) top-wijnen open. Die kun je dus bestellen per glas (3 tot 45 euro, maar dan heb je ook wat) of zelfs per slok!
Elly en ik kozen als aperitief respectievelijk een witte Givry 1er Cru 'Crausot' van François Lummp uit 2007 en een witte Mercurey 2007 van Bruno Lorenzon (onthoudt die naam allemaal!). Voor het overige lieten we het aan de sommelier over, die ons bij vijf gangen even zovele heerlijkheden schonk.
Voor de kenners/liefhebbers: een Meursault 'Les Tillets' van Denis Carré uit 2007 bij het voorgerecht van vichyssoise (zalfdikke gekoelde soep) van prei en ui met ratte-aardappeltjes, gerookte paling en kaviaar. Een Chassagne-Montrachet 1er Cru 'La Maltroye' van Bernard Moreau uit 2007 bij de coquilles met groene asperges.
Bij het hoofdgerecht (duif voor Elly en genoemde kalfswang voor mij) koos de sommelier voor een Charmes-Chambertin Grand Cru van Joseph Drouhin uit 2001. De neus van deze rode Bourgondiër is aanvankelijk wat vreemd en neigt naar kattenpis (zoals de geur van de schitterende Chileense reserva Tres Palacios Carmenère uit 2002 dat nog veel heftiger doet), maar neem een hapje vlees en de wijn ontpopt zich als de sensatie van de middag!
Bij de kaas (allemaal uit de regio) geen Bourgogne maar een Cotes du Roussillon 'Les Grands Méres' van Domaine des Chênes uit 2005, met heel veel rijp rood fruit. Om weer af te sluiten op Bourgondische grond: bij het dessert van chocola gaat de crémant de Bourgogne rosé van Vitteaux Alberti uitstekend samen.
Waarom ik dit allemaal vertel? Omdat je normaal nooit zoveel mooie wijnen bij elkaar proeft, door het simpele feit dat je een fortuin kwijt bent om vijf van zulke wijnen per fles te bestellen. Toegegeven, ook nu is een proeverij bij Loiseau des Vignes geen alledaags gebeuren (het Menu Découverte kost 75 euro en het wijnarrangement bij de vijf gangen bedraagt 45 euro). Maar daar staat tegenover dat je een gastronomische ervaring hebt die je nimmer nog vergeet. Ook al mis je wel iemand daar in Beaune: Dominique Loiseau zelf. Maar daarover later meer...

Loiseau (1): Het Boek





Misschien wel de beste culinaire biografie speelt zich af op slechts 15 km van Maison Bellevue: 'De Perfectionist' van Rudolph Chelminski. Hoofdpersoon in deze bestseller over 'leven en dood in haute cuisine'- zoals de ondertitel luidt – is de betreurde driesterren-chef Bernard Loiseau van het toenmalige restaurant La Côte d'Or in Saulieu.
Waarom Chelminski's portret zo goed is? Omdat hij minutieus het verscheurde karakter schetst van Loiseau die, zo onderbouwt de auteur, manisch depressief was. Vol bewondering beschrijft Chelminski de onstuitbare energie in de vele jaren dat Bernard Loiseau zijn imperium opbouwde; áltijd met een brede lach, die – naast klassieke gerechten als jambonnettes de grenouilles à la puree d'ail et au jus de persil (kikkerbillen in een saus van peterselie met schuimige knoflookpuree) – zijn handelsmerk zou worden.
Maar de super-chef, de tweede kok ooit die toetrad tot het Franse Legioen van Eer, had dus ook een andere kant. De onzekerheid over zijn kwaliteiten, die niet aan hem knaagde maar aan hem vrat. De twijfel of het beste – Loiseau wílde alleen het beste en was inderdaad een perfectionist – wel goed genoeg was. Waar Rudolph Chelminski de manische, niet te stuiten Bernard als een held beschrijft, portretteert hij déze man, zo breekbaar en angstig dat het je naar de keel vliegt, vol mededogen.
Maar de biograaf doet meer. Met het leven van Loiseau belicht hij de historie van de Franse gastronomie in de achterliggende eeuw. Hij wekt de grote chefs tot leven – voor zover dat nog is, want helden als Paul Bocuse en Pierre Troisgros leven gelukkig nog altijd – en beschrijft de ratrace waarin zij hun rondjes draaien, opgejaagd door hun eigen succes, door de culinaire pers en, niet in de laatste plaats, door Michelin.
Ook over deze bandenfabrikant, die meer profiel kreeg door zijn gastronomische gidsen dan door zijn pneus, schrijft Rudolph Chelminski en zijn anekdote over André Michelin is hilarisch. Ruim een eeuw later lijkt het belachelijk, maar voordat de gebroeders Michelin hun buitenband uitvonden met binnenin een rubberband die je kon oppompen, bestonden er eenvoudigweg geen luchtbanden. Nu ja, Dunlop had wel zoiets, maar dat was alleen een buitenband die op de velg werd gelijmd om geen lucht te laten ontsnappen. Dus als je daarmee lek reed, was je drie uur aan het lijmen en moest de boel nog eens een hele nacht drogen ook...
Enfin, Chelminski beschrijft hoe André Michelin vooral dát verschil wilde duidelijk maken. Hij organiseerde een wielerwedstrijd van Clermont-Ferran naar Parijs, waarbij hij zelf in een auto voorop reed. Doorlopend smeet hij kopspijkers uit het raam en aan het eind van de race werden maar liefst 244 lekke banden geteld. Die allemaal bliksemsnel geplakt konden worden, waar de aanwezige pers maar niet over uit kon: over de wedstrijd werd nauwelijks geschreven, het ging alleen maar over Solutie!
Het is slechts een van de vele anekdotes waarmee Rudolph Chelminski 'De Perfectionist' lardeert. De meesten gaan gelukkig over Bernard Loiseau zelf. Zijn leven móest bijna wel eindigen zoals het eindigde: met zijn zelfmoord in februari 2003. De eeuwige twijfel en vretende onzekerheid leken te hebben gewonnen. Léken, want Bernards echtgenote Dominique bracht La Côte d'Or onder de nieuwe naam Relais Bernard Loiseau pas echt tot grote bloei. En voor wie door het lezen van 'De Perfectionist' nieuwsgierig is geworden naar Loiseau's grote creaties, heeft zij een verrassing. De spijskaart toont nog altijd een menu Bernard, dat geheel uit diens klassieke gerechten van weleer bestaat. En die kikkerbillen in peterseliesaus en knoflookpuree, die zijn – om het in Michelin-termen te zeggen – nog altijd 'een echte reis waard'. Omdat dat vanuit Maison Bellevue nauwelijks nodig blijkt - want wat is nu 15 kilometer? - weet ik een ander offer: een stel lekke banden...